Het schilderij stond helemaal vooraan in de rij van werken die ik in het kader van mijn adviseurschap bij Galerie Bassenge in Berlijn, zou moeten bekijken. Ik was onmiddellijk gefascineerd, want dat door het gebladerte van de boom links filterende licht had ik eerder gezien. Of verbeeldde ik me dat maar? Nee, het deed me denken aan de landschappen door Rubens. En de nimfen op de voorgrond kwamen mij ook bekend voor. Of verbeeldde ik me dat ook? Nee, ergens riepen deze nimfen de associatie op aan Rembrandts ‘Boslandschap met Diana en haar nimfen’ uit 1634, op Anholt ( https://www.wasserburg-anholt.de/index.php/nl/ )
En toen opeens ‘zag’ ik het. Dit moest een landschap van de hand van Jan Lievens zijn en van niemand anders. De lichtbehandeling, de sfeer; alles paste bij deze van oorsprong uit de zuidelijke Nederlanden afkomstige kunstenaar, die vandaag de dag vooral bekend is als de collega van Rembrandt in Leiden, met wie hij een tijd een atelier deelde.
Bij terugkomst in Nederland werd mijn ‘zien’ bevestigd. Niet alleen vond ik een aantal zeer vergelijkbare landschappen: het ‘Bospad met wandelaars’ in de National Gallery of Scotland en vooral ook het ‘Boslandschap met Hagar en de engel’ in het Musée des Beaux Arts in Rouen, maar van betekenis was boven alles de referentie in H. Schneider/R.E.O. Ekkart, Jan Lievens: sein Leben und seine Werke (1973, p. 168, no. 334) waar een ‘Landschaft mit Nacktfiguren’ werd beschreven dat ooit deel had uitgemaakt van de bezittingen van de weduwe van Gerrit Cloppenburgh in Amsterdam en dat in haar inventaris uit 1704 wordt genoemd.
Nu moest onmiddellijk Lloyd de Witt in Canada worden geraadpleegd. Hij heeft immers de oeuvre-catalogus voor het werk van Jan Lievens op zijn naam staan. Op mijn e-mail waarin ik hem de vraag voorlegde of het geziene landschap inderdaad het sinds 1704 verloren werk zou kunnen zijn, kreeg ik dezelfde avond al een bevestigend antwoord.
Enkele weken later had ik het genoegen om het schilderij persoonlijk aan Lloyd de Witt te tonen. Hij vertelde toen dat dit landschap vanwege de evident Titianesque sfeer in verband gebracht moet worden met Lievens’ verblijf in Berlijn in 1652. Lievens was in Berlijn in opdracht van de Duitse keurvorst Friedrich Wilhelm von Brandenburg en zijn echtgenote Louise Henriette, vanwege de decoratie van hun slot Oranienburg. Het landschap met badende nimfen zal waarschijnlijk pas na Lievens’ verblijf in Berlijn zijn ontstaan, maar het toont in ieder geval aan hoe Lievens in zijn landschappen - hij was met de landschapsschilderkunst in aanraking gekomen tijdens zijn verblijf in Londen, waar hij de schetsen van Van Dyck moet hebben gezien - ook omstreeks 1650 de hoogste kringen van opdrachtgevers probeerde te bereiken.
Terugkijkend koester ik zelf dat unieke moment van de ‘herkenning van het niet eerder geziene’, op 28 februari 2012 in Berlijn. Met dank aan Max Friedländer, die zo verfbluffend raak over connoisseurship en zijn essentie heeft geschreven (Max J. Friedländer, On Art and Connoisseurship, 1942).