Dit schilderij van de Kruisafneming werd in januari 2015 in New York als vervaardigd door een navolger van Rogier van der Weyden ter veiling aangeboden. Het fascineerde meteen door het lichte coloriet, de bijna perfecte staat van conservering, de aandacht voor het fluweel en het goudbrokaat van de kleding, maar vooral de fijne tekening in de gezichten van Nicodemus en Josef van Arimathea. In mijn ogen was dit een mooi voorbeeld van een Vlaams Primitief schilderij uit de late 15e eeuw.
Achter de beschrijving in de veilingcatalogus, die vooral wees op de invloed van Rogiers Kruisafname in het Prado en op die van de Meester van Flémalle in kleding en mannelijke figuren, bleek een uitgebreide correspondentie met diverse experts schuil te gaan, waarbij sommigen suggereerden dat het Westfaals zou zijn en Stephan Kemperdick als enige de mening was toegedaan dat hier beslist een Zuid-Nederlandse, vermoedelijk Brusselse meester aan het werk geweest moest zijn. Daarbij dacht hij in eerste instantie aan het werk van de anonieme Meester van de Prado Aanbidding; een suggestie die later door hem werd teruggenomen en werd vervangen door wellicht een schilder in de buurt van de Meester van de Catharina Legende. Maar, zo voegde hij toe, een bekende ‘hand’ is het beslist niet.
Vanzelfsprekend was het voor mij van belang om de Zuid-Nederlandse oorsprong van het paneel bevestigd te krijgen. Immers, op basis van die aanname had ik het schilderij aan de potentiële koper aanbevolen.
Deze bevestiging kwam onverwachts opeens vanuit de technische hoek. Dendrochronologische analyse van het paneel door Peter Klein had vastgesteld dat de eiken plank van het schilderij afkomstig was van een boom uit de Baltische landen en dat van een dergelijke herkomst alleen maar bij Noord- en Zuid-Nederlandse schilderijenproductie uit die tijd sprake is. In Westfalen komen Baltische planken niet voor. Daarmee was de schilder weliswaar nog niet geïdentificeerd, maar toch een klein beetje. Want waarschijnlijk gaat het om een productie in een goed en gedegen atelier ergens in de Zuidelijke Nederlanden omstreeks 1470, waarvan inderdaad de Meester van de Catharina Legende en ook die van de Ursula Legende voorbeelden zijn. Anoniem dus, maar ook weer niet helemaal. Als een van de topstukken was het in 2016 te bewonderen op de tentoonstelling De Nieuwe Smaak in Rijksmuseum Twenthe, Enschede.