'Wir brauchen Projekten!', riep de eigenaar van het schilderij, dat het onderwerp vormt van dit artikel, toen ik hem enkele jaren geleden thuis bezocht. Zijn ver gevorderde leeftijd en zijn steeds groter wordende fragiliteit hadden weliswaar zijn bewegingsvrijheid in grote mate beperkt, maar geestelijk was hij volledig bij de tijd en daarom was hij ervan overtuigd dat nieuwe technische onderzoeksmethoden ook bij toepassing op zijn schilderijen een schat aan nieuwe informatie zou opleveren. Op zijn vraag welk schilderij ik voor een volgend project zou uitkiezen, wees ik meteen naar het schilderij van de ietwat arrogant van onder zijn hoed kijkende man, die mij bij menig bezoek in het verleden had aangekeken en die altijd op naam van Frans Hals had gestaan. Het schilderij had de man niet zelf gekocht. Het was afkomstig van Dr Heilgendorff die het destijds op aanraden van Dr Wilhelm von Bode had verworven, maar sindsdien was men aan de echtheid toch enigszins gaan twijfelen.
Omdat in recente jaren een aantal spraakmakende ontdekkingen op het gebied van Frans Hals hier hebben plaatsgevonden, overtuigde ik de eigenaar ervan dat zijn schilderij het beste naar Nederland zou kunnen komen, om hier verder te worden onderzocht. Daarvoor bracht ik het paneel naar restaurator Martin Bijl in Alkmaar, die onmiddellijk een groep van deskundigen om zich heen verzamelde - Pieter Biesboer, Norbert Middelkoop, Claus Grimm en Anna Tummers, als ook kledingspecialiste Marieke de Winkel, dendrochronoloog Peter Klein en analiste Annelies van Loon - en een sessie met hen organiseerde. Intussen had hij zelf al ontdekt dat het schilderij de gebruikelijke imprimatura - dit is de lichtgekleurde, oliehoudende laag die normaal gesproken tussen de grondering en de uiteindelijke verflaag wordt aangebracht - mist en ook dat het schilderij in een keer, alla prima, was opgezet. Omdat Marieke de Winkel de kleding van de geportretteerde vervolgens als een typisch reiskostuum identificeerde - een bruingrijze mantel met tressen en een bontrand, waarop de modder van de wegen nauwelijks te zien is -, Peter Klein op basis van de jaarringen vaststelde dat het paneel omstreeks 1650 beschilderd moest zijn en Annelies van Loon op basis van een nat-in-nat structuur van de pigmenten de grote spontaniteit bevestigde, was het nog maar een kleine stap om het schilderij als een uniek modello te betitelen. Het verhaal zou dan kunnen zijn dat de geportretteerde bij Frans Hals in Haarlem langs kwam om een portret bij hem te bestellen; dat Hals tijdens dit vluchtige bezoek en mogelijk vooruitlopend op verdere afspraken met de man wellicht een eerste opzet - een modello - heeft gemaakt en dat dit modello het bewuste schilderij is.
Of dit het echte verhaal van dit paneel is, valt natuurlijk niet te bevestigen. Wel dat de snelle en virtuoze uitvoering de deskundigen op geen enkele manier deden twijfelen aan de echtheid. Sterker nog: dat zij het vanwege het ‘alla prima’ karakter als een uniek schilderij binnen Hals’ oeuvre wensen te betitelen. Omdat het schilderij tevens bevestigt dat Frans Hals tot ver buiten de eigen stadsgrenzen bekend was en reizigers van dichtbij en veraf op bezoek kreeg, was het schilderij, inclusief de resultaten van het onderzoek, in 2013 te zien op de tentoonstelling ‘Frans Hals. Oog in Oog met Rembrandt, Rubens en Titiaan’, in het Frans Hals Museum in Haarlem. Voor die gelegenheid kreeg het werk ook een nieuwe lijst, die geheel past bij de eenvoud van het portret.