Salomon van Ruysdael

Marina Aarts

“Alles van waarde heeft een geschiedenis die ik als kunsthistoricus wil leren kennen om er verslag van te kunnen doen. Een ontdekkingstocht die begint met kijken en nog eens kijken. Hoe is het object (schilderij, sculptuur, tekening, prent) gemaakt. Door wie? Wanneer? Hoe is de staat? Is het ooit gerestaureerd? De antwoorden leiden tot nieuwe vragen. Wie is de kunstenaar? Is zijn oeuvre in kaart gebracht? Welke verzamelaars hebben het werk in bezit gehad? Waar werd het tentoongesteld? Is er over gepubliceerd? Zo krijg ik steeds meer gegevens boven tafel die het verhaal en de wezenlijke waarde van het object vertellen.”

Niet alleen voor taxaties en expertiserapporten kunt u Marina Aarts inschakelen. Zij adviseert ook bij aan- en verkoop, bij collectieopbouw en bij vragen over behoud en beheer. Bovendien treedt zij op als makelaar en kan zij lezingen en cursussen geven (ook in Engels, Duits, Frans, Italiaans) over kunstgerelateerde onderwerpen. Zij publiceert regelmatig over haar projecten.

 

Abraham de Verwer de Burghstrate (c.1585-1650): Gezicht op Hoorn 

gezicht op Hoorn

Abraham de Verwer de Burghstrate (c. 1585-1650): Gezicht op Hoorn 

Dit stemmige schilderij – bijzonder in zijn minimalisme van compositie en kleur – werd na de aankoop door The National Gallery in Washington D.C. in 2008 door conservator Arthur Wheelock met trots gepresenteerd in een tentoonstelling van stadsgezichten, die onder de passende titel 'Bewonderde Stad' eerst in het Mauritshuis in Den Haag en vervolgens in Washington zelf te zien was. 

In de catalogus beschreef Wheelock het bijzondere karakter van het schilderij, dat al door Laurens Bol in zijn standaardwerk over de 17e-eeuwse marineschilderkunst uit 1973 in het van hem zo kenmerkende poëtische taalgebruik opgemerkt was. Zo beschreef Bol de tuigage van het fluitschip links als van een zacht vibrato, dat een lyrisch spel speelt met de stille ernst van de stad op de achtergrond. Het was ook Bol die de toeschrijving baseerde op de van De Verwer bekende tekeningen, zoals die van een Gezicht op Vlissingen, in het Rijksmuseum (zie afbeelding) en wees op de stadsgezichten in de achtergrond van zijn zeeslagen, zoals die van de Engelse vloot op de rede van La Rochelle, in het Scheepvaartmuseum (zie afbeelding).

De Engelse vloot voor Rochelle, Scheepsvaartmuseum, Amsterdam

De Engelse vloot, La Rochelle, Scheepvaartmuseum, Amsterdam

Gezicht op Vlissingen, Rijksmuseum

Gezicht op Vlissingen, Rijksmuseum Amsterdam

Dankzij de verwerving van The National Gallery en de presentatie tijdens de tentoonstelling wordt Gezicht op Hoorn nu door iedereen erkend als een topstuk van de Hollandse schilderkunst in de Gouden Eeuw. Maar van deze brede waardering was beslist nog geen sprake toen ik het schilderij vanwege een afhandeling van de nalatenschap waarvan het deel uitmaakte moest waarderen. Abraham de Verwer was een vergeten meester; het schilderij was maar een hele dunne streep van gebouwen aan de horizon en ook nog eens monochroom. En dan was er de kwestie van de conditie, die prima in orde was, maar waarover onterechte bedenkingen ontstonden. 

Na veel debat en aarzelingen werd het schilderij uiteindelijk gepresenteerd op de TEFAF, waar het onmiddellijk werd erkend door Arthur Wheelock.  Een zoeter moment van beloning was niet denkbaar. 

Jacob van Ruisdael: Een knotwilg bij een duinmeer

Dit schilderijtje door de vroege Ruisdael maakte ooit deel uit van de verzameling van August Wilhelm Volz (1873-1944) in Den Haag. Deze verzameling omvatte behalve belangrijke oude meesters, waaronder Rembrandt’s 'Josef vertelt zijn dromen' (Rijksmuseum Amsterdam) en Michael Sittow’s 'Mansportret' (Mauritshuis, Den Haag) ook een hoogwaardige collectie Haagse School. 

Een reconstructie van de verzameling werd in 2009 door Guido Jansen en Rudolf Volz, August Wilhelm’s zoon, onder de titel 'August Wilhelm Volz (1873-1944); een bekend verzamelaar en kunstbeschermer  in Den Haag' in eigen beheer gepubliceerd. Sindsdien doken een aantal schilderijen uit de verzameling opnieuw op de markt op, welke door Rudolf Volz als eerbetoon aan zijn vader zijn teruggekocht (zie afbeeldingen).

Jacob van Ruisdael – Een knotwilg bij een duinmeer

Jacob van Ruisdael, Een knotwilg bij een duinmeer, c. 1650/2 

De Ruisdael behoorde tot een groep van enkele Hollandse oude meesters, die sinds 1975 als langdurig bruikleen in Singer Museum in Laren (N.H.) verbleven. Bij de inspectie in het depot ter voorbereiding van de veiling in 1998, maakte het landschapje meteen een diepe indruk. Professor Seymour Slive in Boston feliciteerde ons in een brief met de ‘vondst’ van dit buitengewoon magistrale landschap, waarvoor, zoals hij opmerkte, Ruisdael slechts een  klein formaat nodig had gehad. In zijn in 2000 verschenen oeuvrecatalogus van de schilderijen van de meester, nam hij het schilderijtje vervolgens met een kleurenafbeelding op, onder vermelding van de indrukwekkende herkomst. Prestigieuze verzamelaars als J.B.P. Lebrun in de 18e eeuw en de Prins van Talleyrand in de vroege 19e eeuw waren August Wilhelm Volz voorgegaan. Zij bezaten ook het schilderijtje, nu in The National Gallery, als vermeend pendant (zie afbeelding).

Ruysdale

 Jacob van Ruisdael, Landschap, National Gallery London

De veiling was een hoogtepunt in de Nederlandse veilinggeschiedenis. De opbrengst van fl. 1.600.000 behoort nog altijd tot de hoogste prijzen ooit voor een kunstwerk op een openbare veiling in Nederland betaald. 

Joachim de Beuckelaer: De vier elementen

joachim-de-beuckelaer-1  joachim-de-beuckelaer-2

 

joachim-de-beuckelaer-3  joachim-de-beuckelaer-4

Op 13 december 2000 kwam deze serie van schilderijen van de vier elementen door Joachim de Beuckelaer bij Christie’ s in Londen onder de hamer. Deze enige nog complete serie van schilderijen door de schilder was daarvoor als particulier bruikleen te zien geweest in het museum in Gent. Ze maakt nu deel uit van de collectie van The National Gallery in Londen. 

De verwerving door The National Gallery ging niet zonder slag of stoot. Ten tijde van de veiling was er enige onduidelijkheid over de herkomst van de schilderijen, waardoor het museum niet kon bieden. Een sluitende herkomstgeschiedenis is vandaag de dag immers een harde voorwaarde geworden. 

Tijdens de veiling bleek Robert Noortman bereid om het museum de tijd te geven voor verder onderzoek. Hij kocht de serie op eigen rekening waarna gelukkig na enige tijd en nader speurwerk kon worden vastgesteld dat de schilderijen sinds de veiling in Florence in 1902 terecht waren gekomen in een kasteel in België, waarvandaan zij in 1981 waren verkocht. 

De serie is bijzonder omdat zij een illustratie is van de destijds heersende humanistische opvatting van de natuur, die onder andere gestoeld is op Aristoteles' idee dat de vier elementen elk twee tegengestelde eigenschappen in zich verenigen. Zo is vuur warm en droog, aarde koud en droog, water koud en nat en lucht warm en nat. En deze eigenschappen zouden zich ook vertaald hebben in de vier te onderscheiden temperamenten van de menselijke natuur. 

De serie leverde destijds een bedrag van £ 2.973,750 op en was daarmee niet alleen financieel maar ook intellectueel het hoogtepunt van mijn tijd bij Christie’s. 

Bartholomeus Spranger: De Geseling

Bartholomeus Spranger - De Geseling

Olie op koper, 22,5x17 cm

Dit kleine schilderijtje op koper vormde het absolute hoogtepunt van mijn adviseurschap bij Koller Auktionen in Zürich, in de jaren 2003-2009. Voor dit adviseurschap reisde ik tweemaal per jaar naar Zürich, om ter plaatse de voor veiling ingebrachte schilderijen te inspecteren. Daarnaast was er veelvuldig contact per e-mail en per telefoon op basis van foto’s van ter veiling aangeboden schilderijen. 

Op een dag in 2006 belde Cyril Koller mij op om te vragen of ik mij die avond beschikbaar wilde houden om met hem een foto van een schilderijtje te bespreken, dat hij die middag in Parijs zou gaan zien. Hij had het vermoeden dat het iets belangrijks zou kunnen zijn. 

Toen hij de foto later die dag per e-mail stuurde, wist ik niet wat ik zag: de verfijning van de tekening, als ook de kleuren en het zachte licht lieten dit schilderij meteen herkennen als een absoluut meesterwerkje van de Zuid-Nederlandse schilder Bartholomeus Spranger; een schilder die vooral bekend is van de zeer sensuele schilderijen van mythologische onderwerpen op klein en groot formaat die hij in opdracht van Keizer Rudolph II in Praag schilderde. Een voorbeeld van een dergelijk openlijk seksueel getint werk is het schilderij dat in december 2017 bij Christie’s in Londen (lot 13, 7 december 2017) opdook en dat nu in een Antwerpse verzameling is. 

De Geseling is van een heel ander karakter dan de Praagse werken, maar getuigt al wel van Sprangers grote interesse in het menselijk lichaam. Het schilderijtje dateert van omstreeks 1570, uit de vroege Romeinse jaren van de kunstenaar. Spranger stond toen in nauw contact met de gebroeders Federico en Taddeo Zuccari, met wie hij in opdracht van Kardinaal Alessandro Farnese samenwerkte aan de fresco-decoraties in de majestueuze door Vignola ontworpen villa in Caparola (afb). 

Villa Farnese Jupiter room

Villa Farnese, Jupiter Room

De Geseling houdt mogelijk verband met Sprangers kortstondige dienstverband bij Paus Pius V, in de jaren onmiddellijk na Caprarola. Karel van Mander meldt immers dat de Paus Spranger gevraagd zou hebben een Passie-serie op klein formaat voor hem te schilderen en dat Spranger daarvoor studies zou hebben gepresenteerd. Tot deze studies behoren mogelijk de twee tekeningen op blauw papier nu in de Staatliche Graphische Sammlung, München en de Albertina, Wenen (zie afbeelding).

Albertina Wien

©Albertina Wien

Helaas bleek deze hypothese niet door een sluitende herkomst te bewijzen. Maar los daarvan was de vondst van dit fijne schilderijtje van bijzonder belang, niet alleen omdat het essentieel bijdroeg aan de tot dan toe beschikbare kennis van het oeuvre van Spranger, maar vooral aan de waardering van Spranger. 

Wie naar Caparola gaat, zal ontdekken hoe onbekend en ongeliefd het maniërisme van die dagen nog is. Grote toeristenstromen ziet men daar niet; hooguit een verdwaalde kunstliefhebber die de koude van het gebouw trotseert om de ingewikkelde iconografie te leren kennen. Neem alleen de naam Caprarola al, die de denkers van de Kardinaal in verband brachten met de geit (capra) waaraan Jupiter zijn leven dankte. 
 

In 1981 behaalde Marina Aarts haar doctoraal kunstgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Daarna werd zij bij Christie's Amsterdam opgeleid tot expert Oude Meesters. In 1992 werd zij beëdigd taxateur schilderijen 17e – 20e eeuw. In 2002 vertrok zij als hoofd van de afdeling Oude Meesters om zich zelfstandig te vestigen als Fine Art Consultant. Marina Aarts was bestuurslid van de Stichting C. Hofstede de Groot / Vrienden van het RKD, Den Haag; van de Stichting Horst Gerson Lezingen, Groningen en Vrienden van het NIKI. Momenteel is ze bestuurslid van de Roodenburg van Looy Stichting en Stiftung Heinz Kuckei Collections, Berlijn.

Het verhaal achter een schilderij


Ieder schilderij vertelt een ‘verhaal’. Dit verhaal gaat veelal verborgen achter dat wat verbeeld wordt. Wat is bijvoorbeeld de ontstaansgeschiedenis? Wie hebben het in eigendom gehad? Hoe is het schilderij bewaard? Is het teveel gerestaureerd? Zijn er voorstudies bekend? Wat is bekend over de maker? Vaak is dit verhaal door de tijd vervormd of zelfs verloren gegaan. Zorgvuldig onderzoek kan een ware ontdekkingstocht zijn en de waarde aan het licht brengen.

Goed kijken


Mijn werk begint altijd met goed kijken. Eerst inspecteer ik de stijl en de compositie, vervolgens kijk ik naar elk detail van de voorstelling. Ik wil alles precies kunnen identificeren en begrijpen. Wie zijn de mensen die zijn afgebeeld, wat doen ze precies en waar speelt de scène zich af. Op die manier probeer ik het verhaal achter de scène te reconstrueren.

Dan volgt onderzoek: wie is de schilder? Wat is de plaats in zijn oeuvre? Wat is er al over het bewuste object bekend en hoe is het tot nu toe beoordeeld? Kan ik deze kennis wellicht aanvullen en complementeren?

Een nieuw verhaal


Overleg met andere deskundigen is daarbij onontbeerlijk. Voor vragen over de conditie van het stuk wend ik mij tot restauratoren. Zij kunnen mij precies vertellen wat er in het verleden met het schilderij is gebeurd en ook of een nieuwe restauratie een verbetering dan wel een verslechtering zal betekenen. En natuurlijk wend ik mij ook tot andere kunsthistorici, curatoren en academici in binnen- en buitenland. Met velen van hen onderhoud ik nauwe contacten, zodat ik een beroep kan doen op hun expertise op uiteenlopende gebieden.

Op deze manier wint een schilderij aan diepgang en betekenis, maar wordt tevens een nieuw verhaal aan het oude toegevoegd.