AETAS AUREA
Alexander Keirincx (1600-1652)
Baadsters in een landschap
Gesigneerd en gedateerd linksonder A. KEIRINX f 162., olie op paneel
53 x 74 cm
De scene in dit schilderij lijkt op het eerste gezicht heel gewoon: op een mooie zomerdag heeft een groep vrouwen verkoeling gezocht bij een meer in een bos. Enkele vrouwen zijn nog in het water, eentje inspecteert haar benen bij een oever en een tweede droogt haar haren met een handdoek.
Aan de grazende schapen en herdersstokken te zien, gaat het om een groep herderinnen. Daarmee wordt de scene opeens helemaal niet meer zo alledaags. Want in het begin van de 17e eeuw, toen Keirinckx zijn schilderij maakte, zullen herderinnen er beslist niet zo bevallig hebben uitgezien en ook zullen zij nauwelijks de tijd, laat staan de moed hebben gehad om in open water te gaan zwemmen. Open water werd als gevaarlijk beschouwd omdat het besmettelijke ziektes veroorzaakte.
De geschilderde scene is dus een pure idylle, die de 17e eeuwse verzamelaar onmiddellijk zal hebben herkend als de AETAS AUREA, het Gouden Tijdperk, beschreven door Ovidius in zijn Memamorfosen. Deze gouden tijd was de klassieke evenknie van het Bijbelse paradijs; de voorwereldlijke tijd, waarin de mensheid nog in onschuld leefde en vrij was van oorlog en ziekte. Pas in de erop volgende zilveren, bronzen en ijzeren tijdperken zou de mens met die ellendes geconfronteerd worden, zoals ook de eerste mens in de Bijbel door de zondeval zijn onschuld kwijtraakte.
Alexander Keirinckx, een in Antwerpen geboren landschapsschilder, maakte het onderwerp van AEATAS AUREA tot zijn specialiteit, waarbij hij voor de figuren steevast de hulp inriep van een collega. Hier zal dit zijn stadsgenoot Adriaen van Stalbemt zijn geweest. Na zijn verhuizing naar Utrecht in 1626, werkte hij veelal samen met Cornelis van Poelenburgh in composities die nog steeds die klassieke natuur tot onderwerp hebben, maar dan wel monochromer zijn.
De inspiratie voor zijn geliefde onderwerp zal Keirinckx hebben ontleend aan de talloze gedrukte en geillustreerde vertalingen die vanaf 1560 van Ovidius' Metamorfosen in Antwerpen verschenen, als ook de talloze prenten naar Italiaanse meesters, zoals die door Agostino Carracci naar Pauwels Franck van 1585/1590 (zie afbeelding).
En wat dat door de Grieken en Romeinen gepromote zwemmen en baden betreft, zou dit pas tegen het einde van de 19e eeuw gemeengoed worden. Voor die tijd was een dergelijk vermaak slechts bestemd voor de happy few. Francois I liet ter ontspanning van zichzelf en zijn gasten een luxueus badhuis bouwen, dat zoals bij de Romeinen, beschikte over warmere en koudere baden. Een beroemd bad was ook dat van Bath, dat is vastgelegd op een beroemde prent uit 1672 (zie afbeelding).
Een mooi verslag van de 16e-eeuwse Europese badcultuur is dat van Michel de Montaigne (1533-1592), die op zoek naar een remedie tegen nierstenen veel badhuizen beproefde. Het eerste zwem-instructieboekje is van Nicolaus Wynmann uit Ingolstadt uit 1538.
Maar ondanks deze publicatie, zou het nog 250 jaar duren voordat zwemmen gemeengoed werd en de strandvakanties een feit werden. Ondertussen bleven de klassieke baadsters van Keirinckx ook in de 19e eeuw een populair onderwerp voor de schilderkunst, met als absolute hoogtepunten meesterwerken door Gustave Courbet, Auguste Renoir en niet te vergeten Paul Cézanne.
Intussen heeft het schilderij, dat afkomstig was uit een Franse nalatenschap en dat totaal onbekend was, sinds TEFAF 2017 een nieuw thuis gekregen. Het oeuvre van Alexander Keirinckx en zijn belangrijke bijdrage aan de landschapsschilderkunst van de 17e eeuw zal spoedig door Dr Ursula Harting worden gepubliceerd.